De wet Werk en Zekerheid (“WWZ”) heeft tot doel een nieuw evenwicht te creëren tussen flexibiliteit en zekerheid op de arbeidsmarkt, waarbij de tweedeling tussen mensen met een vaste baan en flexwerkers wordt verminderd. Er komen immers steeds meer flexwerkers en die moeten beter worden beschermd. Beoogd is om het ontslagrecht eenvoudiger te maken en de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid te bevorderen. Het is te vroeg om te kunnen beoordelen of die doelstelling behaald wordt. De stemming is overigens niet persé optimistisch. De eerste geschillen met betrekking tot toepassing van de WWZ zijn reeds aan de rechter voorgelegd. Langzaam maar zeker zal duidelijk worden hoe in de praktijk moet worden omgegaan met de WWZ en wat de effecten zijn voor de arbeidsmarkt.
Neem nu de aanzegverplichting voor werkgevers die geldt vanaf 1 januari 2015 voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (van zes maanden of langer). De aanzegverplichting verplicht de werkgever om de werknemer uiterlijk één maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt schriftelijk te informeren over het al dan niet voortzetten ervan en onder welke voorwaarden hij de arbeidsovereenkomst zal voortzetten.
Wanneer de werkgever deze aanzegverplichting niet is nagekomen, is de werkgever in beginsel een aanzegvergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het (bruto) loon voor één maand. Komt de werkgever de aanzegverplichting te laat na, dan wordt de boete pro rata berekend.
Veel werkgevers zullen hiermee de mist ingaan doordat zij niet of nauwelijks van deze verplichting op de hoogte zijn of niet nauwkeurig de datum van aanzegging noteren. Let wel, ook als de werkgever een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd continueert, maar dat niet tijdig aangeeft, is een vergoeding verschuldigd. Ik ben overigens benieuwd in hoeverre een werknemer het aandurft om deze boete daadwerkelijk op te eisen, terwijl hij of zij dus mag blijven….
Op 13 mei 2015 zijn twee uitspraken over de Wet Werk en Zekerheid en de aanzegverplichting gepubliceerd. In één uitspraak wordt bepaald dat werkgever de aanzegvergoeding verschuldigd is nu de arbeidsovereenkomst eindigt per 28 februari 2015 en werknemer niet op voorhand is geïnformeerd over voortzetting dan wel beëindiging van de arbeidsovereenkomst. In de andere uitspraak wordt bepaald dat werkgever de aanzegvergoeding niet verschuldigd is aangezien er toen nog geen aanzegverplichting gold. De arbeidsovereenkomst van werknemer eindigde namelijk op 31 januari 2015 en volgens het overgangsrecht is de aanzegvergoeding pas verschuldigd wanneer de arbeidsovereenkomst op of na 1 februari 2015 eindigt.
Het wachten is op volgende uitspraken aangaande de Wet Werk en Zekerheid. In elk geval wijs ik werkgevers en werknemers nu al op de wetswijziging met betrekking tot de nieuwe “loonrisicoverdeling”, die ingaat op 1 april 2016. Per die datum vervalt de hoofdregeling: “geen arbeid, geen loon…” en wordt het: “geen arbeid, wél loon, tenzij…”. De werkgever wordt verplicht het loon te voldoen indien en voor zover de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, tenzij het niet verrichten van die arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen. Voor meer informatie over deze en alle andere veranderingen als gevolg van de WWZ helpen wij u graag verder.